Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0876

Datum uitspraak2005-08-12
Datum gepubliceerd2005-08-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers40147
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 29, lid 1, eerste volzin, AWR. Pleidooien in cassatie alleen door advocaat.


Uitspraak

Nr. 40.147 12 augustus 2005 Za gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 6 augustus 2003, nr. 02/03196, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.178, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd. De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift in cassatie aangegeven in de gelegenheid te willen worden gesteld om zijn zaak mondeling toe te lichten. De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief gedagtekend 31 oktober 2003 erop gewezen dat bij de Hoge Raad aanhangige zaken slechts kunnen worden toegelicht door een advocaat. Belanghebbende heeft bij brief gedagtekend 21 november 2003 de Griffier laten weten te persisteren bij zijn verzoek om zijn zaak zelf mondeling toe te lichten. Ook nadat de Griffier bij brief gedagtekend 25 november 2003 belanghebbende er nogmaals op heeft gewezen dat een bij de Hoge Raad aanhangige zaak alleen kan worden toegelicht door een advocaat, heeft belanghebbende in zijn brief gedagtekend 8 december 2003 zijn verzoek gehandhaafd. Gelet op het bepaalde in artikel 29c, lid 1, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, is het verzoek van belanghebbende zijn zaak persoonlijk mondeling toe te lichten niet voor inwilliging vatbaar. 3. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.